Valentijn’s beton
De poort van Ninho da Cegonha sluit achter ons. Onze gasten zorgen een nacht voor huis, haard en hond. We rijden het korte zandpad af en draaien rechts de smalle asfalt weg op. Kurkeiken en glooiende akkers. We passeren Olhas en slaan bij de 2e groene container linksaf richting Lissabon. Anderhalf uur later parkeert Margriet de auto op het trottoir voor het hotel van een Franse keten. Bekende kwaliteit dicht bij mijn doel voor morgen. De receptie hangt vol met hartjes en er is een welkomstvoucher voor twee glazen champagne. Wat gebeurt hier en kijk Margriet vragend aan. Ze kijkt lachend terug…. We gaan eten, happen sushi en ander Japans. Ook hier harten, rozen en rood. 14 februari, “Dia dos Namorados”, de Portugezen zijn er dol op. Ik heb de romantiek van een blok beton.
Het is 6 uur. Ik spring uit bed met de snelheid van een slak in slowmotion, het moet. Buiten en beneden houd ik een taxi aan. “Muito caro” roept de chauffeur. Zijn zoon is er bevallen, althans diens vrouw, van zijn eerste kleinkind. Voor de tweede werd het een ander ziekenhuis. De ontvangsthal is leeg, de balie onbemand, het nachtlicht brand. Een pijl verwijst naar links, “emergencia”. Ik twijfel, wordt teruggestuurd. Wachten is mijn deel.
Eerder ontdekte ik een vreemde verdikking naast het-eiland-der-edele-leden. Ik stond voor de spiegel, het hoogseizoen begon. Het schrijnde soms licht. Toen onze olijvenpluk voorbij was en de stilte kwam besloot ik om er in Nederland wat aan te doen. Waarom? Was het gebrek aan vertrouwen in Portugese geneeskunst? Angst omdat alle oude mannen van ons dorp niet meer terugkwamen uit het naburig ziekenhuis. Vaarwel Chico, bult in zijn nek. Vaarwel Abilardo, bult op zijn hart. Vaarwel Mendes, bult in zijn long…. Was het het vreemde kraambezoek aan een net bevallen vriendin: een veel te hete kamer vol krijsende en kreunende bevallenen. Militairen voor iedere kamerdeur en toegang voor een enkele bezoeker per keer? Was het de uitstraling van ons Centro de Saude. Een jaren 50 monument der antieke geneeskunst waar de microben je van alle kanten belaagden als je door de klapdeuren naar binnen liep? Was het gewoon praktisch? Een dagbehandeling in een liesbreukcentra in Nederland gedurende mijn verblijf in december? Of was het een onder- of onbewust gevoel van superioriteit als het ging over medische wetenschap in beide landen? Dat laatste zou schandelijk zijn weet ik en toch had ik alles op orde voor de kleine operatie in Nederland. Zelfs de verwijsbrief van mijn Portugese huisarts vertaalde ik. Ik moest afblazen. Mijn verzekering betaalde en bepaalde anders.
In januari start ik de procedure voor een behandeling hier. Het moet in Lissabon gebeuren. Paulo Roquete wordt mijn chirurg. Het schept vertrouwen, iemand met zoveel ruimtevaart technologie in zijn naam. Ik fantaseer zijn technische uitleg: via een sneetje naast de navel start het videoduikbootje van professor Barrabas de tocht door mijn laagje buikvet, op zoek naar de Marianentrog met het zich roerende monster daar ver in de diepte, vlak naast het eiland der edele leden. Na lokalisatie komt het onderzeefregat van kaptein Haddock, via een heupsnee en tussen huid en buikwand, om een groot net over de kloof te gooien en zo het monster op zijn plaats te houden. Tot slot is er nog een kleine incisie nodig tussen de navel en het eiland-der-edele-leden. Kuifje en Bobbie zouden zich in hun duikpakken in de vettige lava begeven, het net fixeren en het gevaar blijvend bezweren. Stripboeken lezen paste niet in mijn opvoeding.
Beweging achter de receptiedesk, een vriendelijke jongen stuurt me naar boven. Lift 1. De volgende is aan de beurt. Ik struin naar de lift, druk op glazen plaatjes met rondjes en neem geen beweging waar. Druk nog eens op het beronde glasplaatje en wordt op mijn schouder getikt. Het gezicht van de vriendelijke receptiejongen kijkt me licht-meewarig aan en wijst me naar de personenlift nr 1, net om de hoek. Toch nerveus?
De formaliteiten zijn kort. Uitleg over de opname. Een luxe eenpersoonskamer, kostbaarheden worden in bewaring genomen. Ik kleed me om in de spullen die de verpleegkundige me gaf en ga op bed liggen. Acht uur, 2 groene mensen cart-racen me door het ziekenhuis. Plafonds met weggewerkte tl-armaturen, onderkanten van bovendorpels, stucwerk, roosters en rasters. Diagonaal links loopt een verpleegster mee in mijn gezichtsveld. Ze heet Eleanor zegt ze. Een praatje, engelse uitleg, controlevragen. De lift. “Mind the gap between the train and the Railway station” herinner ik een vakantie in Hong Kong als ik in de spleten kijk tussen lift en schaft. We zakken, we stijgen? Mijn behendige coureur parkeert me tegen een wand. Wenst me good luck en tikklopt vriendschappelijk op de greep van mijn bed als teken van afscheid. Koude overvalt me, een andere verpleegster hangt een zak vloeistof aan de bedstang en een luchtslang onder mijn lakens. Aangenaam warme lucht wordt mijn bed ingeblazen. De chirurg komt langs, stelt me gerust in Engels en Portugees.
Het plafond van de OK is van roestvast staal. Er hangt een stalen octopus in het centrum van geperforeerde platen. Ik wordt in positie gereden. Op zijn kop verschijnt het jonge, vrolijke hoofd van Rui voor mijn ogen. “I am your anesthesist, hope you are comfortabel” . Ik wijs op mijn oren en zeg dat ik mijn hoorapparaten nog in heb. “Don’t worry, it is coming allright”. De narcose dondert als een tropische nacht mijn lijf binnen.